- eerste
- {{eerste}}{{/term}}1 first ⇒ 〈voornaamste ook〉 chief, prime, 〈in hiërarchie〉 senior, 〈vroegste〉 earliest♦voorbeelden:1 de eerste christenen • the early Christiansde eerste vier dagen • (for) the next four daysde eerste dagen ging het wel • the first few days things were finebij de eerste de beste gelegenheid • at the first opportunity, at someone's earliest convenienceinformatie uit de eerste hand • firsthand informationik zeg het voor de eerste en de laatste maal • I am saying this once and for allop de eerste pagina • 〈boek〉 on the first page; 〈krant〉 on the front (page)in/op de eerste plaats • in the first place, firstly; 〈met nadruk〉 first and foremost, first of allde eerste tijd kan ik je niet komen bezoeken • I cannot visit you for a whileeerste uitgaven • initial expenses/outlayde eerste die aankomt, krijgt de prijs • the first to get there gets the prizeéén keer moet de eerste zijn • there's a first time for everythingin de eerste (versnelling) • in first/bottom gear〈sport〉 hij speelt in het eerste • he plays in the first teamten eerste • first(ly), in the first place; 〈om te beginnen〉 for one thing; 〈informeel〉 for a startop de eerste van de maand • on the first (day) of the monthvan de eerste tot de laatste • from the first (man) to the last (man)hij is niet de eerste de beste • he is not just anybodyde eerste de beste zal het je zeggen • anyone will tell you thatde eerste de beste dokter • the nearest doctorhet eerste wat we zagen was … • the first thing we saw was …dat is het eerste wat ik daarvan hoor • that's the first I have heard of it
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.